Chemingroep
Overdenking Karel Musch
Heeft de toekomst een vrijmetselarij?
17 februari 2013
Wie wil spreken over de toekomst van de vrijmetselarij, denkt al gauw dat het dan primair over de vrijmetselarij zelf zal gaan. Dat is een misverstand. De vraag is namelijk helemaal niet of de vrijmetselarij een toekomst heeft. De vraag is of de toekomst een vrijmetselarij zal hebben. Althans, dat zou ik in deze overdenking willen onderzoeken. Daarachter ligt natuurlijk de nieuwsgierigheid of de toekomst de vrijmetselarij NODIG zal hebben en of de vrijmetselarij dan kan leveren wat nodig is.
Voorspellen is vaak heel moeilijk, vooral als het de toekomst betreft. Van die toekomst hebben we geen idee. Ik ga stil staan bij wat verlangens die ik koester als het over de toekomst gaat. Verlangens, jawel! Verwacht van mij dan ook geen analyse van onderwerpen, die de maconnieke gemoederen danig kunnen bezig houden als het over de moderniteit gaat. Ik zeg dus niets over actueel lijkende thema’s als sociale media, digitale comparities, vrouwen in de loge, werving van nieuwe broeders, discussie over de plaats en betekenis van de O.’B.’.d.’.H.’., over de regulariteit of over de invloed van de Engelse Grootmacht. Allemaal gewichtige thema’s, zonder twijfel. Maar met de echt wezenlijke vragen rond onze toekomst hebben ze naar mijn idee weinig van doen.
Trouwens, wat is dat eigenlijk, toekomst? Toe-komst. Laten we daar eens bij stil staan. Is toekomst dat wat ons toe-komt, iets waar we recht op hebben? Of is het wat naar ons toe-komt, onafwendbaar? Of is het onze beweging naar een ander; zoals je iemand iets kunt toe-wensen, iemand toe-genegen kunt zijn of iemand kan toe-lachen? Of is het misschien een extraatje, een cadeautje: een toe-gift? Krijgen we die toekomst hoe dan ook, wat we ook doen? Ik weet het nog zo net niet.
In elk geval is toekomst niet nu en niet toen. Het is dan. Het is een ‘straks’ dat nooit voor iedereen ’toen’ zal worden. De kerkvader Augustinus schreef een indrukwekkend eerlijk document over zijn worsteling om tot het geloof te komen. Augustinus heeft als weinig anderen oprecht zijn best gedaan om zichzelf te kennen. In zijn Belijdenissen schrijft hij over het fenomeen van de tijd: “Want wat is de tijd? Als niemand het me maar vraagt, dan weet ik het”.
Augustinus brengt tijd terug tot de menselijke maat: herinnering, beleving en verwachting. Dát zijn de drie fasen van de tijd. Maar gaan wij dan nu spreken over de verwachting? Ik hoop het toch echt van niet. Dat begrip -verwachting- zegt me namelijk niet zoveel. Verwachtingen zijn gebaseerd op ervaringen. We denken iets te weten en denken dat we van daaruit kunnen extrapoleren. Als de afgelopen eeuwen ons iets hebben geleerd is het wel dat we geen idee hebben van wat ons staat te gebeuren. Verwachtingen hebben daarom de neiging niet uit te komen. Bovendien vormen verwachtingen een behoorlijke ballast. Kijk maar eens om ons heen, in de wereld en in de Loge, wat er gebeurt als iemand hoge verwachtingen heeft die niet uitkomen. Teleurstelling van iemand die liever kijkt naar wat er niet is dan naar wat er wel is.
Mede daarom denk ik zelf liever in termen van verlangen. Verlangen drukt niet alleen uit waar je op hoopt, maar vooral waar je je voor zou willen inzetten, waar je moeite voor wil doen. Als je verlangt naar je geliefde, ga je daar wat aan doen. Verlangens zijn bronnen van handelen. Kúnnen althans bronnen van handelen zijn. Verwachten is vooral wachten; is bovenal afwachten. Verwachtingen brengen de toekomst heus niet dichterbij; verlangens doen dat wel degelijk.
Zonder toekomst geen vrijmetselarij; da’s wel duidelijk. Maar het omgekeerde geldt natuurlijk niet: “zonder vrijmetselarij geen toekomst”. Dat zou getuigen van een verregaande arrogantie. Bovendien, het is op zich ook niet eens zo belangrijk of de vrijmetselarij een toekomst heeft. Die toekomst wordt immers bepaald door de mate waarin we werk maken van onze opdracht: “te werken aan de tempel der mensheid”. Als we die opdracht niet naar behoren vervullen, vervalt ons bestaansrecht. Dan hebben we geen recht op toekomst. Met andere woorden, slechts als we aan het werk gaan, is er toekomst. In die zin is de toekomst geen cadeautje. Je moet er wel degelijk je best voor doen!
De uiterlijkheden als het rituaal en de innerlijkheden als “Ken U Zelve” staan allemaal ten dienste van de alles overstijgende opdracht te werken aan de tempel der mensheid. Ik volg in deze de essentie van de bijdrage van Br.’. Erik van Praag op de vorige retraite van de Chemingroep en ik sluit ook aan op mijn eigen artikelen in Thoth; vooral mijn bijdrage in het Meesternummer van vorig jaar. Vrijmetselaren, Meesters in het bijzonder, dragen een bijzondere verantwoordelijkheid voor de wereld; sommigen van ons noemen dat de Schepping en weer anderen zijn meer vertrouwd met de term “unio mystica”. Hoe dan ook, vrijmetselaren kunnen niet werkeloos toekijken als de wereld te lijden heeft onder een energieverslindende levensstijl en tegelijkertijd een morele crisis zonder weerga ondergaat. Het staat immers heel helder in de cathechismus voor de meesterverheffing:
V. Wat brengt ge met U?
A. Bereidheid om met de wereld en haar noden in mijn hart het hoogste offer te brengen.
Daar is geen woord Frans bij. Het hoogste offer.”How can a man die better than in the face of fearful odds” dichtte Mac Auley ooit. Er zal moed voor nodig zijn en doorzettingsvermogen. En nogmaals: als we ons niet aan deze belofte houden, heeft de vrijmetselarij geen toekomst. Ik ga daar bij stil staan.
Dat doe ik aan de hand van de metafoor van de Toren van Babel. Ik wil dat oude verhaal met jullie lezen, maar zeg te voren dat in elk van de heilige boeken van de drie mono-theïstische godsdiensten een verhaal over Babel of over een Toren voorkomt. Ik lees uit de Naardense Bijbel; die is namelijk vertaald om te worden voorgelezen.
<tekst Genesis 11, Naardense Bijbel>
Wat zijn nou de centrale thema’s in dit verhaal? Ik doel hier op het bestaan van één taal, van eensgezindheid, van samen de schouders ergens onder zetten, samen een stap naar voren zettten. Hèt grote thema is dat van verbinding; verbinding tussen de mensen van Babel; veel meer dan de verbinding met hun God en al helemaal meer dan de verbinding van die God met de mensen.
Bovendien, en dat is wellicht de belangrijkste boodschap van het verhaal over de Toren van Babel, het gaat om een jezelf t otaal overstijgend werk. Een belang waarbij dat van jou persoonlijk in het niet verdwijnt. In de Joodse traditie zijn naast het “officiële” verhaal in de Thorah nog andere verhalen over de toren te vinden. Ikzelf vind heel mooi het verhaal dat vertelt wat er gebeurde als een steen naar beneden viel. In die traditie had de bouw al 43 jaar geduurd en was het gebouw ondertussen zo hoog dan een steen er een jaar over om moeizaam boven te komen. Als zo’n steen dan viel, waS dat natuurlijk een ramp. De bouw werd stilgelegd en de steen begon opnieuw aan de weg naar boven. Maar wat gebeurde er als een mens viel? Dan vond de bouw voortgang; voor een mens werd de bouw niet stilgelegd. Op het eerste oog een gruwelijk gegeven. Maar aan de andere kant, is de bouw van de tempel der mensheid niet belangrijker dan die ene mens? De bouw van de kathedralen door onze operatieve voorgangers was ook zo’n jezelf overstijgend werk. Een dergelijk werk vraagt om een besef van nederigheid, het jezelf ondergeschikt weten aan de opdracht. Het vraagt bovendien om plicht en passie.
Het doet me denken aan een verhaal dat jaren geleden de ronde deed onder organisatie-adviseurs. Dat betrof de bouw van de kathedraal in Chartres. Een pelgrim, onderweg naar Santiago, komt in de buurt van Chartres en treft daar iemand die met een kruiwagen vol bouwmateriaal aan het zeulen is. Hij vraagt de man waar bij mee bezig is. Die moppert dat hij een rottig baantje heeft, dat slecht betaalt en dat hij dit materiaal helemaal naar Chartres moet brengen. Weer iets verderop ontmoet de pelgrim opnieuw een man met een kruiwagen vol bouwmateriaal. Deze keer zegt de man dat het zwaar werk is en dat hij weliswaar niet veel verdient, maar dat hij dankbaar is dat hij zo zijn gezin kan onderhouden. Nog weer een stuk verder komt de pelgrim een steenhouwer tegen. Desgevraagd roept die vol passie uit: “Ik bouw een kathedraal!!!”
In de vrijmetselarij gaat het om die passie èn om dat besef met iets bezig te zijn dat veel groter is dan jezelf.
In zijn fenomenale boek La Citadelle (jammer genoeg niet vertaald in het Nederlands) beschrijft Antoine de Saint-Exupéry de adviezen van een Berbervorst aan zijn opvolger, zijn zoon. Het boek, een ware “Fundgrube” voor maçons, bevat parels van wijsheid. In dit verband is er één van betekenis: “Als je wilt dat ze broeders worden, laat ze dan een toren bouwen; als je wilt dat ze elkaar gaan haten, geef ze dan graan”.
Saint Ex heeft het verhaal van Babel dus heel goed begrepen. Vrijmetselarij gaat over broeders worden; over broederschap en broederliefde als essentiële bouwstenen voor een betere wereld.
Vrijmetselaren verlangen dus naar het ‘beβre Land” waar Sarastro over zingt in Die Zauberflöte. We zien dat als onze toekomst. In dat betere land werken mensen samen, schouder aan schouder, aan een betere wereld. Door de Nederlandse theologe Manuela Kalsky is het begrip “Wij-land” gemunt; een term voor een land waarin je je wat van elkaar aantrekt. Wij-land! Het is een land dat niet wordt geregeerd door “hullie en zullie”, “hun en ons” of meer van die splijtende verdelingen. Het is een land waar het besef leeft, dat we op elkaar zijn aangewezen. De Vrijmetselarij heeft een stem die in dat land mag weerklinken. Over dat land wil ik met jullie van gedachten wisselen. Ik wil met jullie een korte reis maken door wij-land; een eerste poging tot verkenning. Het is de aarzelende reis van de Gezel, want wij-land ligt in het Westen, Broeders.
Wij-land is een land vol stromen. Er zijn bijvoorbeeld de drie machtige rivieren van het boek, met indrukwekkende stroomversnellingen en soms alles vernietigende overstromingen; er zijn de brede trage stromen van het non-theïsme waarvan niemand goed weet waar het water nu eigenlijk heen stroomt; er is het kalme meer van Zen waar je nauwelijks een rimpeling ziet op het water. Èn: jawel! er is ook nog een meanderend stelsel van beken en beekjes, soms in elkaar overvloeiend; erg op elkaar gelijkend, maar niettemin vaak broederlijk naast elkaar stromend alsof ze van elkaars bestaan geen weet hebben. Soms verdwijnt zo’n beekje onder de grond om dan even verder weer boven te komen. In dat wij-land zijn vrijmetselaren soms vreemdelingen. Veel mensen in wij-land hebben geen weet van ons bestaan.
Waar ik naar verlang, is dat vrijmetselaren in dat land hun weg weten te vinden, weten op te staan, herkenbaar wordend in het landschap. Waar nodig misschien een baken, voor andere een rustplaats, wie weet voor sommigen een schuilplek biedend tegen de regen en de wind.
*
Waar ik naar verlang, is een vrijmetselarij met Broeders die de moed verzamelen om te zeggen dat de huidige wereld op deze manier niet de bedoeling is. Die zich teweer durven te stellen tegen de verstening en tegen het gruis, zoals Wiel Kusters dat ooit noemde in een essay. Die ondanks hun vrees een stap naar voren durven te doen. Immers, de wereld, ook Wij-land ben ik bang, wordt complexer en sneller. Steeds meer hebben we het idee dat we de greep op wat gebeurt verliezen. Als kind van de jaren ’60 denk ik regelmatig dat we in die jaren wel voor minder de straat opgingen. We worden overspoeld door crises: huizencrisis, financiële crisis, Eurocrisis, vertrouwenscrisis en niemand snapt nu eigenlijk echt wat er aan de hand is. Deskundigen en snapkundigen buitelen over elkaar heen om het uit te leggen, waarmee het alleen maar ingewikkelder wordt. In zo’n situatie is de natuurlijke neiging van de meeste mensen om een stap achteruit te doen; “fight or flight” en we ontvluchten met elkaar een complexiteit die we niet kunnen begrijpen. Laten wij de stap naar voren doen, zoals Br.’. van Praag dat doet, of Br.’. Al Gore of in het verleden broeders als Washington of onze eigen Grootmeester Hermannus van Tongeren.
*
Waar ik naar verlang, is een vrijmetselarij die er blijk van geeft de noden van de tijd te verstaan. Een vrijmetselarij die ziet dat jongere generaties het verre van makkelijk hebben, die ziet dat jongeren een stijgende behoefte hebben aan gemeenschapsvorming, in het moderne jargon communities. Het internet gonst van de communities. Inmiddels is er zelfs een heus wetenschappelijk tijdschrift dat zich met dat fenomeen bezig houdt. De titel vindt U wel in mijn artikel. Na de midlife-crisis, die de meesten van ons wel vertrouwd zal zijn, hebben we nu serieus te maken met de quarterlife crisis. Jonge mensen van rond de 30 die zich afvragen of dit het is. Is dit wat het leven te bieden heeft? Er groeit een verlangen naar het vullen van de leegte. De vrijmetselarij kan zo’n gemeenschap zijn.
*
Waar ik naar verlang, is een vrijmetselarij die af en toe een kring vormt met het gezicht naar buiten. Die de hand uitsteekt en tegen de Ander zegt: “Kom, kom hier en zet je neer; kom met ons in gesprek”. In die kring is een toekomst te vinden, met Broeders die mèt elkaar spreken en niet óver elkaar. Die niet de maat nemen, maar de bereidheid hebben om zich op hun gedrag te laten aanspreken; weg van de vrijblijvendheid. Schouder aan schouder, jawel, maar ook samen de schouders eronder. Één van de krachtigste symbolen van de vrijmetselarij is toch de broederketen. Als die wordt gevormd is er altijd wel emotie. Hoe zou je ook niet geraakt kunnen worden als je het teken doorgeeft en elkaar daarbij in de ogen ziet. De kring is een sterke bevestiging van de broederschap. Maar we staan wel met de rug naar buiten, naar het Westen. Het is evenzeer een symbool van afsluiting en van afwending. Laten we het eens omdraaien en ons tot de wereld, tot het Westen wenden. Ik zie zo’n kring mooi passen in een modern rituaal.
*
Waar ik bovenal naar verlang, is een vrijmetselarij die een agora kan zijn. Een plaats van ontmoeting voor vrije mensen van goede naam, broeders en anderen. Een interobediëntiele, internationale, interbroederlijke en vooral intermenselijke agora. Een plek waar we kunnen spreken over ons verlangen naar wij-land, en over het aandeel van de vrijmetselarij daarin. Een plek waar de kracht van tradities er toe doet; tradities die ons helpen de moderniteit te verdragen. Vergeet niet: verdragen is vertragen; we bepalen immers zelf wat we toelaten. Ik verlang naar een plein waar Broeders serieus werk maken van het zoeken wat bindt en niet wat scheidt. Ik verlang naar een plein dat niet wordt overschaduwd door de maçonnieke torens van de talloze talen. Want pas als we de verbinding zoeken op de manier zoals ons wordt voorgehouden, zullen we er heus in slagen om ons verstaanbaar te maken voor die Anderen. Uiteindelijk wordt in de taal van de liefde toch niemand met stomheid of spraakverwarring geslagen!
De vrijmetselarij is nu maar al te vaak een toren van de talloze talen. We zijn er sterk in om elkaar het leven zuur te maken. Want laten we wel wezen, in maçonnieke kring bestaat een verdeeldheid zonder weerga. Leden in Loges, besturen , regio’s, obediënties en grootmachten vechten elkaar het kot soms uit. Van ons ledenverlies is aan dit gedoe de helft aan toe te schrijven, naar het schijnt. We moesten ons schamen. Als we zo doorgaan verdienen wij de toekomst niet eens. Wat is ons woord voor de wereld waard, als we het niet naleven?
Daarom terug naar de Toren van Babel. Als we erin slagen te vinden wat bindt, dan inderdaad, “dan is niets meer onmogelijk van wat we ons voornemen te doen”!
Dan komt de toekomst niet op ons af, maar dan komt die ons toe.
#####
Zo, ik hoop dat er vragen zijn. Veel vragen. Daar worden we met zijn allen beter van en bovendien helpt het mij om het thema te blijven verdiepen. Maar ik heb zelf ook een paar vragen. Dat zijn vragen die stoelen op het verlangen dat hier en daar uit mijn overdenking blijkt.
1e. Delen jullie mijn verlangen naar het maçonnieke WIJ-land? En wat stellen jullie je daarbij voor?
2e. Wat denken jullie van mijn verlangen naar een “Agora”, een plaats van bezinning, ontmoeting en verbinding?
#####
En omdat ik deze keer geen opdracht kreeg voor een Bouwstuk, hoop ik maar dat ik met deze overdenking aan jullie verwachting, pardon! aan jullie verlangen heb voldaan.
Chemingroep
Overdenking Karel Musch
Heeft de toekomst een vrijmetselarij?
17 februari 2013
Wie wil spreken over de toekomst van de vrijmetselarij, denkt al gauw dat het dan primair over de vrijmetselarij zelf zal gaan. Dat is een misverstand. De vraag is namelijk helemaal niet of de vrijmetselarij een toekomst heeft. De vraag is of de toekomst een vrijmetselarij zal hebben. Althans, dat zou ik in deze overdenking willen onderzoeken. Daarachter ligt natuurlijk de nieuwsgierigheid of de toekomst de vrijmetselarij NODIG zal hebben en of de vrijmetselarij dan kan leveren wat nodig is.
Voorspellen is vaak heel moeilijk, vooral als het de toekomst betreft. Van die toekomst hebben we geen idee. Ik ga stil staan bij wat verlangens die ik koester als het over de toekomst gaat. Verlangens, jawel! Verwacht van mij dan ook geen analyse van onderwerpen, die de maconnieke gemoederen danig kunnen bezig houden als het over de moderniteit gaat. Ik zeg dus niets over actueel lijkende thema’s als sociale media, digitale comparities, vrouwen in de loge, werving van nieuwe broeders, discussie over de plaats en betekenis van de O.’B.’.d.’.H.’., over de regulariteit of over de invloed van de Engelse Grootmacht. Allemaal gewichtige thema’s, zonder twijfel. Maar met de echt wezenlijke vragen rond onze toekomst hebben ze naar mijn idee weinig van doen.
Trouwens, wat is dat eigenlijk, toekomst? Toe-komst. Laten we daar eens bij stil staan. Is toekomst dat wat ons toe-komt, iets waar we recht op hebben? Of is het wat naar ons toe-komt, onafwendbaar? Of is het onze beweging naar een ander; zoals je iemand iets kunt toe-wensen, iemand toe-genegen kunt zijn of iemand kan toe-lachen? Of is het misschien een extraatje, een cadeautje: een toe-gift? Krijgen we die toekomst hoe dan ook, wat we ook doen? Ik weet het nog zo net niet.
In elk geval is toekomst niet nu en niet toen. Het is dan. Het is een ‘straks’ dat nooit voor iedereen ’toen’ zal worden. De kerkvader Augustinus schreef een indrukwekkend eerlijk document over zijn worsteling om tot het geloof te komen. Augustinus heeft als weinig anderen oprecht zijn best gedaan om zichzelf te kennen. In zijn Belijdenissen schrijft hij over het fenomeen van de tijd: “Want wat is de tijd? Als niemand het me maar vraagt, dan weet ik het”.
Augustinus brengt tijd terug tot de menselijke maat: herinnering, beleving en verwachting. Dát zijn de drie fasen van de tijd. Maar gaan wij dan nu spreken over de verwachting? Ik hoop het toch echt van niet. Dat begrip -verwachting- zegt me namelijk niet zoveel. Verwachtingen zijn gebaseerd op ervaringen. We denken iets te weten en denken dat we van daaruit kunnen extrapoleren. Als de afgelopen eeuwen ons iets hebben geleerd is het wel dat we geen idee hebben van wat ons staat te gebeuren. Verwachtingen hebben daarom de neiging niet uit te komen. Bovendien vormen verwachtingen een behoorlijke ballast. Kijk maar eens om ons heen, in de wereld en in de Loge, wat er gebeurt als iemand hoge verwachtingen heeft die niet uitkomen. Teleurstelling van iemand die liever kijkt naar wat er niet is dan naar wat er wel is.
Mede daarom denk ik zelf liever in termen van verlangen. Verlangen drukt niet alleen uit waar je op hoopt, maar vooral waar je je voor zou willen inzetten, waar je moeite voor wil doen. Als je verlangt naar je geliefde, ga je daar wat aan doen. Verlangens zijn bronnen van handelen. Kúnnen althans bronnen van handelen zijn. Verwachten is vooral wachten; is bovenal afwachten. Verwachtingen brengen de toekomst heus niet dichterbij; verlangens doen dat wel degelijk.
Zonder toekomst geen vrijmetselarij; da’s wel duidelijk. Maar het omgekeerde geldt natuurlijk niet: “zonder vrijmetselarij geen toekomst”. Dat zou getuigen van een verregaande arrogantie. Bovendien, het is op zich ook niet eens zo belangrijk of de vrijmetselarij een toekomst heeft. Die toekomst wordt immers bepaald door de mate waarin we werk maken van onze opdracht: “te werken aan de tempel der mensheid”. Als we die opdracht niet naar behoren vervullen, vervalt ons bestaansrecht. Dan hebben we geen recht op toekomst. Met andere woorden, slechts als we aan het werk gaan, is er toekomst. In die zin is de toekomst geen cadeautje. Je moet er wel degelijk je best voor doen!
De uiterlijkheden als het rituaal en de innerlijkheden als “Ken U Zelve” staan allemaal ten dienste van de alles overstijgende opdracht te werken aan de tempel der mensheid. Ik volg in deze de essentie van de bijdrage van Br.’. Erik van Praag op de vorige retraite van de Chemingroep en ik sluit ook aan op mijn eigen artikelen in Thoth; vooral mijn bijdrage in het Meesternummer van vorig jaar. Vrijmetselaren, Meesters in het bijzonder, dragen een bijzondere verantwoordelijkheid voor de wereld; sommigen van ons noemen dat de Schepping en weer anderen zijn meer vertrouwd met de term “unio mystica”. Hoe dan ook, vrijmetselaren kunnen niet werkeloos toekijken als de wereld te lijden heeft onder een energieverslindende levensstijl en tegelijkertijd een morele crisis zonder weerga ondergaat. Het staat immers heel helder in de cathechismus voor de meesterverheffing:
V. Wat brengt ge met U?
A. Bereidheid om met de wereld en haar noden in mijn hart het hoogste offer te brengen.
Daar is geen woord Frans bij. Het hoogste offer.”How can a man die better than in the face of fearful odds” dichtte Mac Auley ooit. Er zal moed voor nodig zijn en doorzettingsvermogen. En nogmaals: als we ons niet aan deze belofte houden, heeft de vrijmetselarij geen toekomst. Ik ga daar bij stil staan.
Dat doe ik aan de hand van de metafoor van de Toren van Babel. Ik wil dat oude verhaal met jullie lezen, maar zeg te voren dat in elk van de heilige boeken van de drie mono-theïstische godsdiensten een verhaal over Babel of over een Toren voorkomt. Ik lees uit de Naardense Bijbel; die is namelijk vertaald om te worden voorgelezen.
<tekst Genesis 11, Naardense Bijbel>
Wat zijn nou de centrale thema’s in dit verhaal? Ik doel hier op het bestaan van één taal, van eensgezindheid, van samen de schouders ergens onder zetten, samen een stap naar voren zettten. Hèt grote thema is dat van verbinding; verbinding tussen de mensen van Babel; veel meer dan de verbinding met hun God en al helemaal meer dan de verbinding van die God met de mensen.
Bovendien, en dat is wellicht de belangrijkste boodschap van het verhaal over de Toren van Babel, het gaat om een jezelf t otaal overstijgend werk. Een belang waarbij dat van jou persoonlijk in het niet verdwijnt. In de Joodse traditie zijn naast het “officiële” verhaal in de Thorah nog andere verhalen over de toren te vinden. Ikzelf vind heel mooi het verhaal dat vertelt wat er gebeurde als een steen naar beneden viel. In die traditie had de bouw al 43 jaar geduurd en was het gebouw ondertussen zo hoog dan een steen er een jaar over om moeizaam boven te komen. Als zo’n steen dan viel, waS dat natuurlijk een ramp. De bouw werd stilgelegd en de steen begon opnieuw aan de weg naar boven. Maar wat gebeurde er als een mens viel? Dan vond de bouw voortgang; voor een mens werd de bouw niet stilgelegd. Op het eerste oog een gruwelijk gegeven. Maar aan de andere kant, is de bouw van de tempel der mensheid niet belangrijker dan die ene mens? De bouw van de kathedralen door onze operatieve voorgangers was ook zo’n jezelf overstijgend werk. Een dergelijk werk vraagt om een besef van nederigheid, het jezelf ondergeschikt weten aan de opdracht. Het vraagt bovendien om plicht en passie.
Het doet me denken aan een verhaal dat jaren geleden de ronde deed onder organisatie-adviseurs. Dat betrof de bouw van de kathedraal in Chartres. Een pelgrim, onderweg naar Santiago, komt in de buurt van Chartres en treft daar iemand die met een kruiwagen vol bouwmateriaal aan het zeulen is. Hij vraagt de man waar bij mee bezig is. Die moppert dat hij een rottig baantje heeft, dat slecht betaalt en dat hij dit materiaal helemaal naar Chartres moet brengen. Weer iets verderop ontmoet de pelgrim opnieuw een man met een kruiwagen vol bouwmateriaal. Deze keer zegt de man dat het zwaar werk is en dat hij weliswaar niet veel verdient, maar dat hij dankbaar is dat hij zo zijn gezin kan onderhouden. Nog weer een stuk verder komt de pelgrim een steenhouwer tegen. Desgevraagd roept die vol passie uit: “Ik bouw een kathedraal!!!”
In de vrijmetselarij gaat het om die passie èn om dat besef met iets bezig te zijn dat veel groter is dan jezelf.
In zijn fenomenale boek La Citadelle (jammer genoeg niet vertaald in het Nederlands) beschrijft Antoine de Saint-Exupéry de adviezen van een Berbervorst aan zijn opvolger, zijn zoon. Het boek, een ware “Fundgrube” voor maçons, bevat parels van wijsheid. In dit verband is er één van betekenis: “Als je wilt dat ze broeders worden, laat ze dan een toren bouwen; als je wilt dat ze elkaar gaan haten, geef ze dan graan”.
Saint Ex heeft het verhaal van Babel dus heel goed begrepen. Vrijmetselarij gaat over broeders worden; over broederschap en broederliefde als essentiële bouwstenen voor een betere wereld.
Vrijmetselaren verlangen dus naar het ‘beβre Land” waar Sarastro over zingt in Die Zauberflöte. We zien dat als onze toekomst. In dat betere land werken mensen samen, schouder aan schouder, aan een betere wereld. Door de Nederlandse theologe Manuela Kalsky is het begrip “Wij-land” gemunt; een term voor een land waarin je je wat van elkaar aantrekt. Wij-land! Het is een land dat niet wordt geregeerd door “hullie en zullie”, “hun en ons” of meer van die splijtende verdelingen. Het is een land waar het besef leeft, dat we op elkaar zijn aangewezen. De Vrijmetselarij heeft een stem die in dat land mag weerklinken. Over dat land wil ik met jullie van gedachten wisselen. Ik wil met jullie een korte reis maken door wij-land; een eerste poging tot verkenning. Het is de aarzelende reis van de Gezel, want wij-land ligt in het Westen, Broeders.
Wij-land is een land vol stromen. Er zijn bijvoorbeeld de drie machtige rivieren van het boek, met indrukwekkende stroomversnellingen en soms alles vernietigende overstromingen; er zijn de brede trage stromen van het non-theïsme waarvan niemand goed weet waar het water nu eigenlijk heen stroomt; er is het kalme meer van Zen waar je nauwelijks een rimpeling ziet op het water. Èn: jawel! er is ook nog een meanderend stelsel van beken en beekjes, soms in elkaar overvloeiend; erg op elkaar gelijkend, maar niettemin vaak broederlijk naast elkaar stromend alsof ze van elkaars bestaan geen weet hebben. Soms verdwijnt zo’n beekje onder de grond om dan even verder weer boven te komen. In dat wij-land zijn vrijmetselaren soms vreemdelingen. Veel mensen in wij-land hebben geen weet van ons bestaan.
Waar ik naar verlang, is dat vrijmetselaren in dat land hun weg weten te vinden, weten op te staan, herkenbaar wordend in het landschap. Waar nodig misschien een baken, voor andere een rustplaats, wie weet voor sommigen een schuilplek biedend tegen de regen en de wind.
*
Waar ik naar verlang, is een vrijmetselarij met Broeders die de moed verzamelen om te zeggen dat de huidige wereld op deze manier niet de bedoeling is. Die zich teweer durven te stellen tegen de verstening en tegen het gruis, zoals Wiel Kusters dat ooit noemde in een essay. Die ondanks hun vrees een stap naar voren durven te doen. Immers, de wereld, ook Wij-land ben ik bang, wordt complexer en sneller. Steeds meer hebben we het idee dat we de greep op wat gebeurt verliezen. Als kind van de jaren ’60 denk ik regelmatig dat we in die jaren wel voor minder de straat opgingen. We worden overspoeld door crises: huizencrisis, financiële crisis, Eurocrisis, vertrouwenscrisis en niemand snapt nu eigenlijk echt wat er aan de hand is. Deskundigen en snapkundigen buitelen over elkaar heen om het uit te leggen, waarmee het alleen maar ingewikkelder wordt. In zo’n situatie is de natuurlijke neiging van de meeste mensen om een stap achteruit te doen; “fight or flight” en we ontvluchten met elkaar een complexiteit die we niet kunnen begrijpen. Laten wij de stap naar voren doen, zoals Br.’. van Praag dat doet, of Br.’. Al Gore of in het verleden broeders als Washington of onze eigen Grootmeester Hermannus van Tongeren.
*
Waar ik naar verlang, is een vrijmetselarij die er blijk van geeft de noden van de tijd te verstaan. Een vrijmetselarij die ziet dat jongere generaties het verre van makkelijk hebben, die ziet dat jongeren een stijgende behoefte hebben aan gemeenschapsvorming, in het moderne jargon communities. Het internet gonst van de communities. Inmiddels is er zelfs een heus wetenschappelijk tijdschrift dat zich met dat fenomeen bezig houdt. De titel vindt U wel in mijn artikel. Na de midlife-crisis, die de meesten van ons wel vertrouwd zal zijn, hebben we nu serieus te maken met de quarterlife crisis. Jonge mensen van rond de 30 die zich afvragen of dit het is. Is dit wat het leven te bieden heeft? Er groeit een verlangen naar het vullen van de leegte. De vrijmetselarij kan zo’n gemeenschap zijn.
*
Waar ik naar verlang, is een vrijmetselarij die af en toe een kring vormt met het gezicht naar buiten. Die de hand uitsteekt en tegen de Ander zegt: “Kom, kom hier en zet je neer; kom met ons in gesprek”. In die kring is een toekomst te vinden, met Broeders die mèt elkaar spreken en niet óver elkaar. Die niet de maat nemen, maar de bereidheid hebben om zich op hun gedrag te laten aanspreken; weg van de vrijblijvendheid. Schouder aan schouder, jawel, maar ook samen de schouders eronder. Één van de krachtigste symbolen van de vrijmetselarij is toch de broederketen. Als die wordt gevormd is er altijd wel emotie. Hoe zou je ook niet geraakt kunnen worden als je het teken doorgeeft en elkaar daarbij in de ogen ziet. De kring is een sterke bevestiging van de broederschap. Maar we staan wel met de rug naar buiten, naar het Westen. Het is evenzeer een symbool van afsluiting en van afwending. Laten we het eens omdraaien en ons tot de wereld, tot het Westen wenden. Ik zie zo’n kring mooi passen in een modern rituaal.
*
Waar ik bovenal naar verlang, is een vrijmetselarij die een agora kan zijn. Een plaats van ontmoeting voor vrije mensen van goede naam, broeders en anderen. Een interobediëntiele, internationale, interbroederlijke en vooral intermenselijke agora. Een plek waar we kunnen spreken over ons verlangen naar wij-land, en over het aandeel van de vrijmetselarij daarin. Een plek waar de kracht van tradities er toe doet; tradities die ons helpen de moderniteit te verdragen. Vergeet niet: verdragen is vertragen; we bepalen immers zelf wat we toelaten. Ik verlang naar een plein waar Broeders serieus werk maken van het zoeken wat bindt en niet wat scheidt. Ik verlang naar een plein dat niet wordt overschaduwd door de maçonnieke torens van de talloze talen. Want pas als we de verbinding zoeken op de manier zoals ons wordt voorgehouden, zullen we er heus in slagen om ons verstaanbaar te maken voor die Anderen. Uiteindelijk wordt in de taal van de liefde toch niemand met stomheid of spraakverwarring geslagen!
De vrijmetselarij is nu maar al te vaak een toren van de talloze talen. We zijn er sterk in om elkaar het leven zuur te maken. Want laten we wel wezen, in maçonnieke kring bestaat een verdeeldheid zonder weerga. Leden in Loges, besturen , regio’s, obediënties en grootmachten vechten elkaar het kot soms uit. Van ons ledenverlies is aan dit gedoe de helft aan toe te schrijven, naar het schijnt. We moesten ons schamen. Als we zo doorgaan verdienen wij de toekomst niet eens. Wat is ons woord voor de wereld waard, als we het niet naleven?
Daarom terug naar de Toren van Babel. Als we erin slagen te vinden wat bindt, dan inderdaad, “dan is niets meer onmogelijk van wat we ons voornemen te doen”!
Dan komt de toekomst niet op ons af, maar dan komt die ons toe.
#####
Zo, ik hoop dat er vragen zijn. Veel vragen. Daar worden we met zijn allen beter van en bovendien helpt het mij om het thema te blijven verdiepen. Maar ik heb zelf ook een paar vragen. Dat zijn vragen die stoelen op het verlangen dat hier en daar uit mijn overdenking blijkt.
1e. Delen jullie mijn verlangen naar het maçonnieke WIJ-land? En wat stellen jullie je daarbij voor?
2e. Wat denken jullie van mijn verlangen naar een “Agora”, een plaats van bezinning, ontmoeting en verbinding?
#####
En omdat ik deze keer geen opdracht kreeg voor een Bouwstuk, hoop ik maar dat ik met deze overdenking aan jullie verwachting, pardon! aan jullie verlangen heb voldaan.